De affiche toont de rug van een jong kind dat op de grond zit. Hij draagt een stoffen luier, een bandana om zijn hoofd en een lederen armband. Op zijn rug een tatoeage met een hartje en twee vleugels en de tekst “I Love Dad”. Hij steekt zijn armen in de lucht. Daarnaast de tekst “MOI, quand j’annonce à mon père que j’ai réussi ma formation.” met een pijl naar het kind en drie emoji’s met de v van ‘victoire’.
Daaronder, het logo van de adverteerder onder een hartje en de tekst “Plus de 300 formations gratuites sur bruxellesformation.brussels”.
De klager verwees naar een reclame in de metrostations die een erg jong kind toont waarvan de rug bedekt is met een tatoeage. Het lijkt hem dat tatoeages al populair genoeg zijn geworden dat ze niet meer gepromoot moeten worden en zeker niet door een kind.
De adverteerder deelde mee dat hij de argumenten uit de klacht niet kan onderschrijven en dat de geviseerde reclame overeenkomstig de wetgeving en de geldende codes is. Het enige argument dat in de klacht gebruikt wordt is volgens hem een strikt persoonlijke mening met betrekking tot tatoeages die niet overeenkomt met die van de meerderheid van de consumenten.
Bovendien bestaat er in zijn ogen geen twijfel over het humoristische karakter van de betrokken reclame en ziet hij niet in hoe de gemiddelde consument deze reclame zou kunnen opvatten als een aanprijzing van het tatoeëren. Deze campagne, die gericht is op werkzoekenden en in het bijzonder op jongeren, wil hun aandacht trekken door middel van vier onconventionele visuals, waarbij gebruik wordt gemaakt van de codes van sociale media, om hen bewust te maken van de beroepsopleiding en de trots die het slagen met zich meebrengt.
De Jury heeft kennisgenomen van de betrokken affiche en van de klacht die hierop betrekking heeft.
Zij heeft vastgesteld dat de affiche de rug van een jong kind toont dat op de grond zit, met een stoffen luier aan, een bandana rond zijn hoofd, een lederen armband en een tatoeage op de rug.
Zij heeft eveneens genoteerd dat de identiteit van de adverteerder duidelijk aanwezig is via zijn logo en dat het onderwerp van de reclame, de opleidingen die aangeboden worden door de adverteerder, duidelijk vermeld wordt.
Volgens de Jury heeft de afbeelding in kwestie vergezeld van de typische codes van sociale media als enige doel om te tonen aan werkzoekenden welke voldoening men voelt als men slaagt voor een professionele opleiding aangeboden door de adverteerder.
De Jury is van mening dat het duidelijk overdreven karakter van de afbeelding ongetwijfeld duidelijk zal zijn voor de gemiddelde consument en dat deze er geen aanmoediging van tatoeages in zal zien.
Zij is eveneens van mening dat de reclame de afbeelding van een kind niet op een onrechtmatige manier gebruikt.
Gelet op de huidige sociale context is de Jury van oordeel dat de afbeelding waarop de klacht betrekking heeft niet choquerend of ongepast is en evenmin getuigt van een gebrek aan een behoorlijk maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in hoofde van de adverteerder.
Zij is derhalve van oordeel dat deze reclame niet in strijd is met de bepalingen van de Code van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC-Code) noch met de JEP Regels inzake de afbeelding van de mens.
Bij gebreke aan inbreuken op wettelijke of zelfdisciplinaire bepalingen, heeft de Jury gemeend geen opmerkingen te moeten formuleren op deze punten.
Aangezien geen hoger beroep werd ingesteld, werd dit dossier afgesloten.
Barastraat 175, 1070, Brussel, Belgie.
E-mail: info@jep.be
Tel: +32 2 502 70 70