Belfius – 28/12/2021

Beschrijving van de reclame

De klagers deelden screenshots mee van het campagnebeeld zoals dat verscheen in de app van de adverteerder en dat een vrouw toont met zeer kort geschoren haar, een neusring en grote oorbellen.
Dit campagnebeeld wordt tevens op andere dragers gebruikt met daarbij de slogan “Voor uw love doen we meer.”.

Motivering van de klacht(en)

1) De klaagster deelde mee dat de LOVE reclamecampagne zich overal bevindt (affiches, enz.) en dat ze automatisch verschijnt op de welkomstpagina van haar app. Volgens haar surft de adverteerder mee op de roze oktobergolf om een ‘love’ campagne te organiseren met een persoon zonder haar.
Deze reclame brengt haar op haar ongemak en stoort haar enorm daar ze zelf aan kanker lijdt, chemotherapie heeft ondergaan en haar haar heeft verloren, en ze wil hier niet aan herinnerd worden telkens als ze de applicatie gebruikt.
Deze reclame lijkt haar ook misleidend daar deze lijkt aan te kondigen dat de adverteerder personen getroffen door kanker ondersteunt terwijl hij hen hypothecaire leningen weigert op basis van de ziekte.

2) De klager vindt de manier van communiceren van de adverteerder via zijn app zeer agressief. Het openingsbeeld is de foto van een kale vrouw die volgens hem enkel dient om sentiment op te wekken om de zaak te steunen en dan kom je bij Re=Bel terecht.
Het choqueert hem dat hij telkens als hij zijn app opent geconfronteerd moet worden met kanker. Zijn moeder is er op 56-jarige leeftijd aan overleden en zijn onlangs overleden schoonmoeder heeft 2 maal borstkanker gehad.
Misschien zal de adverteerder zich verschuilen achter het feit dat hij die foto interpreteert als zijnde een kankerpatiënt maar het kan volgens hem geen toeval zijn dat die reclame dan net samenvalt met de campagne tegen borstkanker van de maand oktober.
Hij kan aan deze beeldagressie niet ontsnappen en vindt het een aantasting van zijn zijn en denken.

Standpunt van de adverteerder

De adverteerder stelde vast dat beide klagers de afgebeelde vrouw verkeerdelijk associëren met een kankerpatiënt en de foto aan de kankermaand linken, terwijl hij in geen enkele uiting refereert aan kanker, noch aan de kankermaand, en dat ook niet doet in zijn app.
Hij deelde mee dat de vrouw integendeel de verpersoonlijking is van zijn merk, in verschillende campagnes (Re=Bel campagne in juli en Love campagne in september) die de afgelopen maanden liepen. Dit beeld werd gekozen omdat het past bij het moderne, dynamische, inclusieve imago dat hij wil uitstralen.
Volgens hem kan duidelijk worden vastgesteld dat het beeld op geen enkele wijze gelijkenis vertoont met een kankerpatiënt. Het gaat integendeel om een vrouw met kortgeschoren haar, een neusring, grote oorbellen die zelfzeker naar de toekomst kijkt, als een sterke onafhankelijke moderne vrouw.

Jurybeslissing

De Jury heeft vastgesteld dat de visual die het voorwerp uitmaakt van de klachten een vrouw toont met zeer kort geschoren haar, een neusring en grote oorbellen.

Zij heeft kennisgenomen van de klachten die, volgens haar rekening houdend met de persoonlijke situatie van de klagers en de traditionele sensibiliseringscampagne voor borstkanker in de maand oktober, de afgebeelde vrouw associëren met een persoon met kanker die haar haar verloren zou hebben omwille van chemotherapie.

Ingevolge het antwoord van de adverteerder, heeft de Jury er nota van genomen dat de afbeelding van de vrouw in kwestie de verpersoonlijking is van zijn merk in meerdere campagnes (Re=Bel campagne in juli en Love campagne in september) en dat dit beeld werd gekozen omdat het past bij het moderne, dynamische, inclusieve imago dat hij wil uitstralen.

Hoewel de Jury vooreerst het volste begrip wenst uit te drukken ten aanzien van de klagers, is zij van mening dat de afbeelding in kwestie door de gemiddelde consument niet geïnterpreteerd zal worden in de zin die zij eraan geven.

Zij is derhalve van oordeel dat de visual in kwestie geen misbruik maakt van gevoelens van angst, ongeluk of lijden en niet getuigt van een gebrek aan een behoorlijk maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in hoofde van de adverteerder.

De Jury heeft eveneens vastgesteld, op de door de klagers meegedeelde screenshots, dat de app van de adverteerder met de betrokken visual toegang geeft tot verschillende diensten, maar zonder deze te specificeren, en dat het bewuste campagnebeeld overigens ook op andere dragers gebruikt wordt met de slogan “Voor uw love doen we meer”.

In dit verband is zij van mening dat de visuele en tekstuele elementen van de betrokken reclame niet van aard zijn om de gemiddelde consument te misleiden wat betreft de diensten van de adverteerder, met name aan personen die kanker hebben.

Zij is derhalve van oordeel dat de reclame in kwestie niet van aard is om de gemiddelde consument te misleiden op dit punt.

De Jury heeft de klachten derhalve ongegrond verklaard.

De eerste klaagster heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Jury in eerste aanleg.

Hoger beroep

Standpunt klaagster (1) in hoger beroep

In haar verzoekschrift tot hoger beroep heeft de eerste klaagster zowel vormelijke als inhoudelijke redenen aangevoerd.

Wat de vorm betreft, voerde zij aan dat de termijnen voor het nemen van de beslissing die haar waren meegedeeld, aanzienlijk waren vervroegd zonder dat zij daarvan op de hoogte was gesteld, waardoor zij geen aanvullende elementen aan het dossier kon toevoegen voordat de beslissing was genomen.

Wat de grond van de zaak betreft, is zij van mening dat de beslissing niet in overeenstemming is met het Juryreglement, discriminerend is en onjuiste elementen bevat.

Met betrekking tot het reglement van de Jury verwijst zij naar artikel 1, dat volgens haar niet is nageleefd, aangezien
A) op geen enkel moment in de beslissing expliciet wordt verwezen naar wetgeving;
B) er geen rekening wordt gehouden met de perceptie van de consument, aangezien de interpretatie van de reclame door de klagers wordt voorgesteld als onjuist;
C) de beslissing voorbijgaat aan bepaalde elementen van de ICC-code waarop zij gebaseerd is.

Meer specifiek met betrekking tot dit laatste punt verwees de klaagster naar artikels 5 en 6 van de ICC-Code en was zij van mening dat de communicatie in kwestie niet waarheidsgetrouw was. De adverteerder beweert van zijn klanten te houden, altijd een stapje extra te zetten en een speciale relatie te willen creëren, maar reageert niet op haar verschillende berichten waarin zij aangeeft dat de homepage van haar applicatie haar stoort. Uiteindelijk lukte het haar om de klantenservice te spreken, die haar vertelde dat het onmogelijk was om de startafbeelding te veranderen, wat haar echt stoorde. Ze vraagt zich af waar de liefde van de adverteerder voor zijn klanten ligt in deze houding die negeert en oplegt. Ze vond geen bewijs in de beslissing dat de beweringen van de adverteerder waar waren, noch vond ze enig bewijs van de liefde van de adverteerder voor haar als klant. Toch gaf adverteerder in haar reclame-uitingen aan dat dit niet slechts een reclamebelofte was, maar een duidelijke belofte.
Met betrekking tot artikel 7 van de ICC-Code voert zij aan dat marketingcontent te allen tijde identificeerbaar moet zijn, wat volgens haar niet het geval is met de schermafbeelding van de homepage van haar applicatie, waarop enkel een foto staat van een persoon zonder haar en zonder ander commentaar. Het is deze afbeelding waarover zij heeft geklaagd.
Tot slot verwees zij naar een eerdere uitwisseling van e-mails met het Secretariaat over het feit dat de Jury zich niet kon uitspreken over het feit dat de advertentie aan haar werd opgelegd zodra zij haar applicatie opende. In dit verband verwees ze naar artikels 19.5 en 19.6 van de ICC-Code, waarbij ze erop wees dat, in het onderhavige geval, de adverteerder haar had aangemoedigd om haar online betaalapplicatie te installeren zonder haar te informeren dat ze mogelijk het voorwerp zou worden van reclame door het gebruik ervan, en dat haar recht om niet te worden opgenomen in marketinglijsten of om reclame te weigeren was geschonden aangezien de adverteerder haar had verteld dat hij haar startscherm niet kon wijzigen.

De klaagster heeft vervolgens een aantal punten aangehaald die volgens haar het discriminerende karakter van de beslissing in eerste aanleg aantonen.
Met betrekking tot de afbeelding in kwestie benadrukte zij dat zij persoonlijk niet wist of de persoon in kwestie een kaalgeschoren hoofd had of haar haar had verloren. Het enige wat volgens haar objectief duidelijk is, is dat zij geen haar heeft.
Ze vroeg zich ook af of de Jury van mening was dat mensen met kanker geen gemiddelde consumenten zijn. Gezien het aantal mensen dat aan kanker lijdt, zouden maar weinig mensen in deze categorie "gemiddelde consumenten" passen. Ze verwees naar andere opmerkingen over de campagne op sociale media en vroeg zich af waarom de ene interpretatie meer opgaat dan de andere. Het leek haar dat de Jury de gevoelens van de klagers in diskrediet bracht op basis van hun ziekte en een ongefundeerd standpunt oplegde.
Wat betreft het uitbuiten van het gevoel van lijden, wil ze erop wijzen dat wanneer de campagne wordt gelanceerd en de applicatie wordt geopend, de adverteerder de gebruiker vraagt om doelen te kiezen die hij ondersteunt (met veel reclame). Naast het klimaat zijn dat kanker en kinderarmoede.

Tot slot voerde de klaagster aan dat de beslissing in eerste aanleg gebaseerd is op onjuiste informatie. Er werd verwezen naar een Love-campagne voor Belfius in september, maar er was geen Love-campagne voor Belfius in september. Er was wel een Love-campagne uitgezonden door de adverteerder in oktober, op het hoogtepunt van de sensibilisering voor borstkanker, en dat was de campagne waarover zij en een andere klager hadden geklaagd. De Re=Bel-campagne vond wel eerder plaats, maar die hield niet in dat ze elke keer dat ze haar app opende een foto kreeg van een vrouw zonder haar.

Op basis van het voorgaande verzoekt de eerste klaagster om herziening van de beslissing en om een uitspraak in die zin dat zij haar applicatie kan gebruiken zonder te hoeven kijken naar een beeld dat haar stoort.

Verweer adverteerder in hoger beroep

De adverteerder verschafte vooreerst bijkomende informatie met betrekking tot het algemeen gebruik van het beeld van de bewuste vrouw en de timing van specifieke campagnes die dit beeld hebben gebruikt.
Hij benadrukte dat het beeld niet in één specifieke campagne wordt/werd gebruikt. Het beeld wordt door hem op permanente wijze gebruikt, niet alleen in één of meerdere specifieke commerciële mediacampagnes of advertenties, maar ook in andere vormen van communicatie: persconferenties, perscommunicaties, bekendmaking van resultaten, roadshows, kantoorcommunicatie, als achtergrond op het inlogscherm van de Belfius Mobile app, op de websites van Belfius, …
Uit de concrete timing van de specifieke mediacampagnes waarbij het beeld werd gebruikt, blijkt dat hij reeds veel vroeger dan de maand oktober 2021 het betreffende beeld gebruikte in diverse campagnes en op verschillende dragers.
Het beeld werd immers voor het eerst extern gebruikt op 1/07/21 op een persconferentie van de campagne Re=Bel, dit is de naam van het nieuwe beleggersplatform van Belfius, dat geïntegreerd werd in de Belfius Mobile app. Vanaf 10/07/2021 werd dit op grote schaal via externe kanalen gebruikt. Deze Re=Bel campagne liep in de maanden juli tot een eind in augustus. Ook op de Belfius Social Media kanalen, in de Belfius app en op de Belfius website is deze campagne met het bewuste beeld sindsdien en tot op heden regelmatig zichtbaar.
In de mediacampagne “Love” werd exact hetzelfde beeld een tweede keer gebruikt. Deze externe mediacampagne startte op 3/10/2021 met affichage in Brussel, met daarna onder meer magazine-advertenties en een nationale netwerk-affichage bovenop. Deze campagne en het gebruik van het beeld sluiten volgens de adverteerder de facto naadloos aan op de reeds in de zomermaanden gelanceerde campagne rond Re=Bel. Hij deelde tevens intern materiaal mee waaruit blijkt dat er geen enkele link is naar het thema kanker. Er is evenmin enig verband tussen het beeld met de maand oktober in het kader van het thema kanker.
Hetzelfde beeld werd een derde maal op prominente wijze gebruikt in de campagne “Beats”, die startte met een persconferentie op 11/10/2021, met daarna opnieuw een grootschalige mediacampagne, waaronder krantenadvertenties vanaf november 2021.
Ongeveer te midden van al deze bovenvermelde campagnes die het beeld reeds hebben gebruikt, werd het beeld op het inlogscherm van de Belfius Mobile app als achtergrond voor de retailklanten geïntegreerd (vanaf eind september uitgerold en vanaf 5 oktober in full release). Het gebruik van dit beeld op het inlogscherm is niet aan een specifiek product of dienst van Belfius verbonden, maar het maakt deel uit van de algemene branding en de herkenbaarheid van het merk Belfius. Tot op vandaag wordt het beeld op het inlogscherm getoond en de bedoeling is dat dit nog lange tijd zo zal zijn. Het gebruik van het beeld op het inlogscherm betreft dan ook geenszins specifieke product of dienst verbonden direct marketing.

Met betrekking tot de perceptie van het beeld door de klager(s)/appellant, deelde de adverteerder vervolgens mee dat hij uit de klacht(en) en het hoger beroep afleidt dat het beeld verkeerdelijk geassocieerd wordt met een kankerpatiënt en dat het beeld ten onrechte door deze personen verbonden wordt met de kankermaand. Zoals blijkt uit de toegelichte campagnes, is er geen enkele intentie om het beeld aan kanker te linken en wordt het beeld in diverse campagnes gebruikt, verspreid over inmiddels een periode van bijna een half jaar (juli-december 2021). Een link met kanker is er niet.
De bewuste vrouw en het beeld vormen integendeel de verpersoonlijking van zijn merk. Dit beeld werd gekozen omdat het past bij het moderne, dynamische, inclusieve imago dat hij met Belfius wil uitstralen.
De bewuste vrouw kan volgens hem op geen enkele uiting gelinkt worden aan kanker, en vertoont ook op geen enkele wijze uiterlijke tekenen van kanker. Het hebben van kort haar gelijk stellen aan kanker is onjuist, want vele vrouwen hebben kort haar zonder dat ze kanker hebben.

Met betrekking tot de overige opgeworpen middelen in het verzoekschrift tot hoger beroep, met name de verwijzing door de appellant naar de verplichtingen opgenomen in de ICC-Code (art. 5, 6, 7), waaronder de verplichting dat marketingcommunicatie duidelijk moet zijn en als zodanig herkenbaar, alsook niet misleidend, voerde de adverteerder aan dat volgens hem op geen enkele wijze sprake is van misleidende marketing. Het feit dat hetzelfde beeld op het inlogscherm van de Belfius Mobile app gebruikt wordt, versterkt integendeel de herkenbaarheid.
Bovendien is het duidelijk dat het beeld op het inlogscherm uitgaat van Belfius. Het betreft immers een scherm van de Belfius Mobile app. Bij installatie hiervan, dienen de gebruikers onder andere het algemeen reglement der verrichtingen te aanvaarden waarin alle wettelijk vereiste vermeldingen met betrekking tot Belfius duidelijk zijn opgenomen.
Tot slot kan het inlogscherm van Belfius, waarbij het beeld als achtergrond wordt gebruikt, volgens hem bezwaarlijk als een reclame-inhoud worden bestempeld in de zin van het reglement van de JEP.

Wat betreft de bepalingen van art. 19.5 en 19.6 van de ICC-Code inzake het privacybeleid en de rechten van de consument in dat verband, gaf de adverteerder vooreerst aan dat art. 2 van het JEP-reglement bepaalt dat kwesties in verband met privacy uitgesloten zijn van de bevoegdheid van de Jury.
Bovendien is het inlogscherm voor de retailgebruikers van de Belfius Mobile app identiek en is het gebruik van de achtergrondfoto niet gebaseerd op de verwerking van persoonsgegevens.
Tot slot en voor zoveel als nodig, in tegenstelling tot wat de appellant voorhoudt, is er wel degelijk een privacybeleid dat duidelijk beschreven is en dat de gebruiker van de app ter kennis krijgt bij installatie van de app. De klant heeft uiteraard ook een recht op verzet tegen direct marketing gebaseerd op zijn persoonsgegevens. Aangezien echter het beeld op het inlogscherm niet gebaseerd is op gebruik van persoonsgegevens, kan het uitoefenen van het recht op verzet hier bijgevolg geen invloed op hebben.

Beslissing Jury in hoger beroep

De Jury in hoger beroep heeft kennisgenomen van de inhoud van de reclame in kwestie en van alle elementen en standpunten die terzake meegedeeld werden in dit dossier.

Zij heeft er nota van genomen dat de klaagster verwijst naar een afbeelding van een vrouw zoals die gebruikt wordt in de app van de adverteerder en op andere dragers die tevens de slogan “Voor uw love doen we meer” vermelden. De afbeelding toont een vrouw met zeer kort geschoren haar, een neusring en grote oorbellen.

De Jury in hoger beroep houdt er vooreerst aan te beklemtonen dat haar bevoegdheid zich beperkt tot het onderzoek van reclame-inhoud zelf, op basis van de klachten zoals ze gemotiveerd zijn aan de hand van de visuele en tekstuele elementen van de reclame, en dat zij zich met name niet kan uitspreken over de producten of de dienstverlening van een adverteerder of over de wijze van verspreiding van reclame als dusdanig.

Op basis van de voorgaanden in het dossier, heeft zij het kwestieuze campagnebeeld met name onderzocht in het licht van de volgende vragen ten gronde:
1) Druist de aangeklaagde reclame door het gebruik van de afbeelding in kwestie in tegen de menselijke waardigheid of is zij discriminatoir in de zin van art. 2, al. 1 ICC-Code, of speelt zij in op angst of maakt zij misbruik van ongeluk en lijden in de zin van art. 2, al. 2 ICC-Code?
2) Is de reclame in kwestie door het verwijzen naar het aspect ‘Love’ (cf. de slogan “Voor uw love doen we meer”) misleidend in de zin van art. 4 en/of 5 van de ICC-Code wat betreft de dienstverlening van de adverteerder, in het bijzonder ten aanzien van kankerpatiënten?

Wat de eerste vraag ten gronde betreft, heeft de Jury kennisgenomen van de reactie van de adverteerder in hoger beroep waarin deze uitvoerig zijn gebruik van de kwestieuze afbeelding langs diverse communicatiekanalen en in verschillende mediacampagnes heeft uiteengezet.

Zij heeft er aldus nota van genomen dat het betrokken beeld door hem, beginnend op 1 juli 2021 naar aanleiding van de overigens nog steeds lopende ‘Re=Bel’ campagne, op permanente wijze extern wordt gebruikt, niet alleen in één of meerdere specifieke commerciële mediacampagnes of advertenties, maar ook in andere vormen van communicatie: persconferenties, perscommunicaties, bekendmaking van resultaten, roadshows, kantoorcommunicatie, als achtergrond op het inlogscherm van de Belfius Mobile app, op zijn websites, enz. Zo werd het beeld vervolgens ook gebruikt in de mediacampagne ‘Love’ in oktober 2021 en in de ‘Beats’ mediacampagne vanaf november. Ongeveer te midden van al deze voormelde campagnes die het beeld reeds hebben gebruikt, werd het beeld op het inlogscherm van de Belfius Mobile app als achtergrond voor de retailklanten geïntegreerd (vanaf eind september uitgerold en vanaf 5 oktober in full release), waarbij het gebruik van dit beeld op het inlogscherm niet aan een specifiek product of dienst van Belfius verbonden is, maar deel uitmaakt van de algemene branding en de herkenbaarheid van zijn merk.

De Jury in hoger beroep wenst vooreerst, net als de Jury in eerste aanleg, haar begrip uit te drukken voor de persoonlijke situatie van de klaagster en de daarmee gepaard gaande persoonlijke perceptie en interpretatie van de afbeelding en de bijhorende campagne, maar houdt eraan te benadrukken dat de Jury zich daarom nog niet op ditzelfde persoonlijke standpunt dient te plaatsen bij haar inhoudelijke, objectieve beoordeling van de reclame. Zij meent derhalve dat het onjuist is om te stellen dat de Jury in eerste aanleg geen rekening zou hebben gehouden met de perceptie van de consument omwille van de enkele reden dat zij de opvatting van de klaagster over het reclamebeeld niet is gevolgd. Hier anders over oordelen zou immers elke beoordeling vanuit een meer algemeen standpunt dan dat van de klagende partij onmogelijk maken. De beoordeling vanuit een meer algemeen standpunt vereist dat men niet alleen een individueel, subjectief aanvoelen in rekening brengt maar dat men de beoordeling met objectieve elementen kan staven.

Welnu, de Jury is van mening dat de kwestieuze afbeelding, behalve het zeer korte haar van de afgebeelde vrouw, geen objectieve elementen bevat die een veralgemening van de interpretatie van de klaagster zouden verrechtvaardigen, wel integendeel, te meer daar uit de hoger geschetste ruimere context van het brede en permanente gebruik van deze afbeelding door de adverteerder, volgens de Jury, afdoende blijkt dat er in hoofde van de adverteerder geen intentie is om het door de klaagster gepercipieerde verband met kankerpatiënten te leggen.

Zij is derhalve van mening dat de betrokken afbeelding zich wel degelijk beperkt tot de door de adverteerder beoogde uitdrukking van het algemene imago dat hij voor zijn merk nastreeft, zonder dat hiermee sprake zou zijn van het gebruik van een beeld dat zou verwijzen naar kankerpatiënten op een manier die zou indruisen tegen hun menselijke waardigheid of hen zou discrimineren in de zin van art. 2, al. 1 ICC-Code.

Niettegenstaande het feit dat deze afbeelding door de adverteerder in casu ook werd ingezet in een imagocampagne die gevoerd werd in de maand van de traditionele sensibiliseringscampagne inzake borstkanker, is de Jury gelet op het voorgaande tevens van mening dat de reclame niet geacht kan worden misbruik te maken van ongeluk en lijden of in te spelen op angst in de zin van art. 2, al. 2 ICC-Code.

Wat de tweede vraag ten gronde betreft, begrijpt de Jury de klacht en het verzoekschrift als zou de afbeelding, in het bijzonder in combinatie met de tekst op bepaalde dragers, van aard zijn om te suggereren dat de adverteerder bijzondere aandacht zou besteden aan kankerpatiënten, en dat deze boodschap aldus het doel van de kwestieuze campagne zou uitmaken zonder evenwel met de werkelijkheid in overeenstemming te zijn.

Hoewel zij ook hier kan begrijpen dat de klaagster gelet op haar persoonlijke situatie de reclame zo kan aanvoelen, benadrukt de Jury dat het hier gaat om een beeld dat duidelijk deel uitmaakt van de algemene merkidentiteit van de adverteerder en als dusdanig werd en wordt gebruikt in verschillende imagocampagnes die beschikbaar zijn voor alle klanten van de adverteerder evenals voor het ruime publiek.

Mede gelet op de hoger reeds met betrekking tot de eerste vraag ten gronde weerhouden elementen, is de Jury derhalve van mening dat bezwaarlijk kan worden voorgehouden dat de reclame, waarop dit dossier betrekking heeft, specifieke beweringen of standpunten zou inhouden of impliceren met betrekking tot de dienstverlening van de adverteerder ten aanzien van kankerpatiënten, laat staan dat deze reclame misleidend zou zijn op dit punt.

Zij heeft er ingevolge de reactie van de adverteerder in hoger beroep tevens nota van genomen dat de ‘Love’ campagne inderdaad in oktober 2021 doorging, en niet in september zoals eerder door de adverteerder verkeerdelijk meegedeeld en zoals overgenomen in de beslissing in eerste aanleg, maar is van mening dat deze rechtzetting geen aanleiding dient te geven tot een andere inhoudelijke beoordeling van het campagnebeeld in kwestie.

Wat ten slotte de vormelijke aspecten van het verzoekschrift betreft, bevestigt de Jury in hoger beroep vooreerst dat de procedure in eerste aanleg correct verlopen is.

Zo heeft zij er nota van genomen dat de door de klaagster ingediende klacht in haar verschillende onderdelen, waaronder deze met betrekking tot de reclame-inhoud, gedepersonaliseerd aan de adverteerder werd overgemaakt overeenkomstig artikel 6 van het Juryreglement, waarna het dossier met diens reactie voor beoordeling aan de Jury in eerste werd voorgelegd overeenkomstig artikel 8 van het Juryreglement. Zij benadrukt voor zover nodig dat de procedure niet voorziet dat na het in behandeling nemen van de klacht doorlopend spontaan nieuwe elementen zouden kunnen worden opgeworpen door de klagende partij.

Dit laatste is uiteraard des te meer het geval wanneer het gaat om nieuw opgeworpen elementen die buiten het bevoegdheidsdomein van de Jury vallen, zoals de in het verzoekschrift tot hoger beroep opgeworpen privacyaspecten, die overeenkomstig artikel 2 van het Juryreglement van de bevoegdheid van de Jury uitgesloten zijn.

Vervolgens bevestigt de Jury, eveneens voor zover nodig gelet op het feit dat zij oordeelt als zelfregulerend orgaan van de reclamesector, dat artikel 1 van het Juryreglement geenszins vereist dat al haar beslissingen steeds gebaseerd zouden zijn zowel op wettelijke bepalingen als op bepalingen van zelfregulerende codes.

De Jury in hoger beroep verklaart derhalve het hoger beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de Jury in eerste aanleg.

Gevolg

De beslissing van de Jury in hoger beroep is definitief.

Adverteerder: BELFIUS
Product/Dienst: Belfius
Initiatief: Consument
Type beslissing: Geen opmerkingen
Datum afsluiting:  28/12/2021