Adverteerder / Annonceur: VLAAMSOOGFONDS
Product-Dienst / Produit-Service: Fondsenwerving
Media / Média: Andere (Direct mail)
Beschrijving van de reclame / Description de la publicité
De klaagster deelde verschillende foto’s mee van via direct mail opgestuurd materiaal voor fondsenwerving van de adverteerder.
Klacht(en) / Plainte(s)
De klaagster, een beroepsvereniging, deelde mee dat het vlaamsoogfonds (VOF) fondsen werft met valse en bedrieglijke informatie met als doel de bestemmeling te overtuigen om een gift te doen ten voordele van het vlaamsoogfonds en ten nadele van haar leten.
Het VOF laat volgens haar uitschijnen dat ze blinden en slechtzienden een geleidehond geven; de realiteit is volgens de klaagster echter dat ze geen geleidehonden opleiden en ook geen geleidehondenscholen financieel steunen met de donaties die ze uit de marketingcampagne halen.
Reeds verschillende malen werd er een schrijven hierover gericht aan het VOF, evenwel zonder enige reactie te mogen ontvangen.
Dat de campagne effectief misleidend is blijkt volgens de klaagster uit de vele reacties die haar leden krijgen van aangeschreven personen die hen vragen te stoppen met hen te bestoken met geschenken en vragen om te doneren, terwijl deze campagne niet komt van haar leden. Deze zijn hier 3 maal het slachtoffer van:
– Imagoschade vanwege het ongevraagd verzenden van betalingsopdrachten.
– De giften die misleide personen gedaan hebben ten voordele van het vlaamsoogfonds gaan niet naar de blindengeleidehondenscholen wat de initiële bedoeling van de donateur is.
– Mensen zijn vaak ook niet meer bereid om hun portefeuille open te trekken om zijn leden alsnog te steunen, ook niet als zij de volledige uitleg hebben gekregen rond een gedane gift aan het vlaamsoogfonds.
De klaagster verwees hierbij tevens naar eventuele fiscale overtredingen en formuleerde inhoudelijke bedenkingen bij specifieke teksten uit het campagnemateriaal.
Beslissing Jury in eerste aanleg: Klacht onontvankelijk
Décision Jury de première instance: Plainte irrecevable
De Jury voor Ethische Praktijken inzake reclame (JEP) in eerste aanleg heeft de volgende beslissing genomen in dit dossier.
De Jury heeft dit dossier onderzocht rekening houdend met de argumenten van de betrokken partijen.
De Jury heeft met name kennisgenomen van de klacht die tegen de campagne in kwestie werd ingediend door een beroepsvereniging.
De Jury merkt dienaangaande vooreerst op dat, hoewel beroepsverenigingen wel degelijk voorkomen in de lijst van partijen die in beginsel klacht kunnen indienen bij de Jury in artikel 5 van het Juryreglement, het ook voor deze categorie van potentiële klagers het geval blijft dat hun klacht slechts ontvankelijk is indien deze is ingediend met het oog op de verdediging van de consumentenbelangen en/of het imago van reclame, net zoals dat het geval is voor andere klagers.
In casu is de Jury van oordeel dat de klaagster niet aannemelijk maakt dat zij met het aanvechten van deze specifieke campagne als eigenlijke doelstelling heeft om de consumentenbelangen en/of het imago van reclame te verdedigen.
Zij is dienaangaande meer bepaald van mening dat in casu doorheen de gehele klacht op onmiskenbare en overheersende wijze wordt verwezen naar de nadelige gevolgen van de betwiste campagne voor de klaagster, haar leden en de betrokken sector, zodat bezwaarlijk kan worden voorgehouden dat aldus mogelijkerwijs in het gedrang gebrachte financiële belangen en mogelijke schade voor voornoemde partijen niet de doorslaggevende beweegredenen van de klaagster zijn geweest bij het indienen van de klacht.
Zij heeft tevens vastgesteld dat het indienen van de klacht bij de Jury klaarblijkelijk kadert binnen een vooraf bestaand langlopend conflict tussen de beroepsvereniging in kwestie en de adverteerder, waarbij duidelijk concurrentiële belangen in het geding zijn, weze het dan binnen de non-profitsector, en met betrekking tot hetwelk het niet aan de Jury toekomt om dit te beslechten.
Uit het geheel van de elementen van dit dossier blijkt naar het oordeel van de Jury derhalve wel degelijk dat de klacht er louter toe strekt om de belangen van de leden en de betrokken sector te verdedigen.
De Jury is derhalve van oordeel dat de klacht in kwestie niet voldoet aan de door artikel 5 van haar reglement gestelde ontvankelijkheidsvereisten.
Gelet op het voorgaande en op basis van voormelde bepaling, heeft de Jury de klacht onontvankelijk verklaard.
Derhalve heeft de Jury de specifieke inhoud van de klacht niet verder ten gronde onderzocht.
Gelieve er nota van te nemen dat deze beslissing pas definitief wordt na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep.