De klager voerde aan dat men in deze advertentie het bannen van ggo’s aan het respecteren van de planeet en het garanderen van kwaliteitsvol voedsel koppelt. Dit is volgens hem echter incorrect: er is geen enkel feitelijk bewijs dat ggo’s in het algemeen de planeet niet respecteren of niet tot kwaliteitsvol voedsel kunnen leiden (integendeel, ze kunnen positief zijn voor mens en planeet).
Volgens hem gaat het hier om een ongeoorloofde generalisatie die ggo’s onterecht in een slecht daglicht zet. Mocht een warenhuis reclame maken met volgende slogan ‘Om de kwaliteit van ons winkelpersoneel te garanderen, werken wij niet met Marokkanen’, dan zou het niet ter discussie staan dat dit fout is. In de huidige campagne van Carrefour wordt geen bevolkingsgroep beledigd, maar een technologie, een sector van biotechnologie. Dat is natuurlijk van een andere aard, maar het gaat wel om een foutief vooroordeel, om misinformatie, over die hele sector. Volgens de klager worden angst en complotdenken hier boven wetenschap geplaatst, net zoals bijvoorbeeld bij anti-vaccin lobbygroepen.
Hij tilt persoonlijk zwaar aan desinformatie rond ggo’s, omdat hij sterk gelooft dat ggo’s een deel van de oplossing kunnen zijn voor de enorme ecologische uitdagingen waar we voor staan. Als de gewone mens in de supermarkt (foutief) leert dat ggo’s niet goed zijn, maakt dat onderzoek en ontwikkeling van nuttige ggo’s veel moeilijker tot zelfs onmogelijk, en zijn we weer een stapje verder van een duurzamere wereld.
De adverteerder deelde mee dat hij reeds lange tijd (1998) de toepassing van het voorzorgsprincipe voorstaat door de ggo’s die gebruikt worden in de landbouw- en voedingssector uit te sluiten voor de producten van het merk Carrefour. Hij heeft altijd het standpunt ingenomen om dit te communiceren aan zijn Belgische klanten die erg gevoelig zijn voor dit thema. De Europese wetgever heeft trouwens sinds 2001 het gebruik van ggo-technologieën drastisch omkaderd zoals onlangs benadrukt werd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, met name via een officiële vergunningsaanvraag. Het onderwerp ligt trouwens nog altijd op tafel bij de WTO-onderhandelingen tussen de EU en de VS of anderen.
Hij begrijpt de reactie van de pro-ggo'ers en haalt daarbij, zonder in een steriel wetenschappelijk debat te willen belanden, steeds de volgende realiteiten aan die hij niet vermeldt in zijn publieke communicaties:
- op gezondheidsvlak, het onderwerp van de potentieel allergieën verwekkende markers;
- op milieuvlak, de verspreiding van transgenen in de wilde flora met potentiële gevolgen voor de fauna;
- op maatschappelijk vlak, het gebrek aan juridische verantwoordelijkheid van de ggo-producenten in geval van een toekomstige crisis, het risico van de “octrooibaarheid” van levende organismen evenals het risico op het vlak van de consumptie, daar consumenten geen ggo’s in hun voeding willen.
De adverteerder gaf mee zeer open te staan voor transgenese, maar het zijn de ggo’s van de eerste generatie die voor hem problemen stellen en die grotendeels bestand zijn tegen herbiciden (glyfosaat) of resistent tegen insecten via de productie door de plant van een insectendodende stof. Deze ggo’s zijn symptomatisch voor een intensief productiesysteem dat in strijd is met de bestaansreden van zijn bedrijf en zijn visie op voedseltransitie voor iedereen. Het is dit laatste punt dat hem motiveert in de transparantie van de informatie die aan de consumenten wordt verstrekt.
De Jury heeft kennisgenomen van de reclame in de verkooppunten en op de website van de adverteerder en van de verschillende elementen van de klacht.
Zij heeft vooreerst benadrukt dat zij zich beperkt tot het onderzoek van de inhoud zelf van de reclames, zonder zich te buigen over het debat met betrekking tot ggo’s als dusdanig, dat niet tot haar bevoegdheid behoort.
In dit verband is zij van mening dat deze zich beperken tot het uitdrukken van de positie van de adverteerder wat betreft de producten van zijn merk, zonder zich daarom echter op een negatieve of denigrerende manier uit te spreken ten aanzien van andere producten of ggo’s zelf.
Ingevolge het antwoord van de adverteerder heeft de Jury er terdege nota van genomen dat deze het voorzorgsprincipe en zijn visie inzake de voedseltransitie aanhaalt en dat hij op een transparante manier wil communiceren hierover naar zijn klanten en de consumenten in het algemeen.
De Jury is van mening dat dit duidelijk blijkt uit de geviseerde reclamecommunicaties en dat deze geen vooroordeel formuleren tegenover een sector in het algemeen noch beweringen bevatten die gebaseerd zijn op angst.
De Jury is derhalve van oordeel dat de reclames in kwestie noch een bepaalde technologie of een bepaalde sector noch een bepaalde productcategorie denigreren.
Zij is eveneens van oordeel dat ze niet van aard zijn om de gemiddelde consument te misleiden in de materie en dat ze evenmin misbruik maken van angstgevoelens.
Bij gebreke aan inbreuken op wettelijke of zelfdisciplinaire bepalingen, heeft de Jury derhalve gemeend geen opmerkingen te moeten formuleren op deze punten.
Aangezien geen hoger beroep werd ingesteld, werd dit dossier afgesloten.