VO en tekst op het scherm: “Quick presenteert Leve Playmobil.”
We zien kinderen spelen met zelfgemaakte poppetjes.
Meisje: “Ik ben een prinses.”
Jongen 1: “En ik een piraat.”
De poppetjes gaan stuk als ze tegen elkaar botsen.
Jongen 2: “Echt stom jullie speelgoed. Pff.”
Meisje: “Gelukkig is er Quick.” Een dienblad met een Magic Box komt aan bij de kinderen.
Jongen 1: “Super, er zit Playmobil in mijn Magic Box.”
Meisje: “Wauw, de Playmobilprinsessen.”
Jongen 1: “Aan boord met de Playmobilpiraten.”
VO: “Met z’n allen naar Quick.”
De adverteerder betreurt de eenzijdige en tegelijk foutieve interpretatie gegeven aan de publiciteit. De campagne is immers opgebouwd rond Playmobil, bekend en erkend sinds vele jaren als het merk dat kinderen toelaat hun verbeeldingsvermogen te ontwikkelen.
Er dient tevens een niet onbelangrijke nuance te worden onderlijnd voor de beoordeling van deze reclame. Het is namelijk niet Quick of een volwassene die zich afkeurend uitlaat, maar een ander kind dat in zijn enthousiasme aanspoort om met de Playmobil-figuurtjes van bij Quick te spelen.
Wat het tweede verwijt betreft inzake het aanzetten tot consumeren van de beweerde “malbouffe” of van kant en klaar gerechten, denkt de adverteerder dat dit debat niet nogmaals moet gevoerd worden. Zoals dit geldt voor alles wat computer, internet en computerspelen betreft, of voor alle andere elementen van onze moderne samenleving is dit een kwestie van mate en evenwichten.
De adverteerder is er van overtuigd dat de publiciteit geen inbreuk uitmaakt op de ethische praktijken en dan meer specifiek deze wat jongeren aanbelangt.
De Jury heeft vastgesteld dat de spot kinderen toont die spelen met zelfgemaakte poppetjes die stuk gaan als ze tegen elkaar botsen en dat een ouder kind vervolgens tussenkomt. Maar hun ontgoocheling is van korte duur en ze zijn blij dat er Playmobil in hun Magic Box zit.
De Jury is van oordeel dat de reclame positieve sociale gedragingen of levensstijlen niet ondermijnt en dat ze de sociale waarden die opgeroepen worden door de klager niet denigreert.
De Jury is eveneens van oordeel dat de reclame niet beweert dat het hebben van een bepaald product kinderen voordeel biedt ten opzichte van andere kinderen en dat ze niet beweert dat kinderen die het product niet bezitten, minderwaardig of onpopulair zijn.
De Jury is tot slot van oordeel dat de reclame geen buitensporig verbruik aanmoedigt en geen afbreuk doet aan de bevordering van gezonde en evenwichtige eetgewoonten.
Bij gebreke aan inbreuken op wettelijke of zelfdisciplinaire bepalingen, heeft de Jury gemeend geen opmerkingen te moeten formuleren op deze punten.
Aangezien geen hoger beroep werd ingesteld, werd dit dossier afgesloten.
Barastraat 175, 1070, Brussel, Belgie.
E-mail: info@jep.be
Tel: +32 2 502 70 70