De reclame toont een foto van een vrouw in een body, met de handen in het haar en met gekruiste benen op een houten pallet zittend. Ze kijkt opzij, het hoofd achterovergebogen en de mond licht geopend. De tekst “Do you like my … pallet?” bevindt zich langs deze en gene zijde van de foto.
De klager deelde mee dat de vrouw half naakt is, in een sexy positie en dat het gaat om het gebruik en de objectivering van het lichaam van de vraag om producten te verkopen zonder enig verband met het lichaam van de vrouw.
De adverteerder benadrukte dat de vrouw die op een pallet zit niet naakt is, en dat daar houding noch oneerbiedig, noch uitdagend is. De foto is evenmin vernederend of onterend voor vrouwen, en is niet onfatsoenlijk, laat staan obsceen.
Ook uit de slogan “Do you like my… pallet?” blijkt volgens hem geen seksueel objectiverende connotatie, maar is er eerder sprake van verleiding dan van seksisme.
Hij is dan ook van oordeel dat het standpunt van de klager niet representatief is voor het maatschappijbeeld van de gemiddelde Belg. In die optiek wijst hij er tevens op dat hij hierover thans voor de eerste keer een klacht ontvangt, alhoewel de reclame intussen reeds vier jaar wordt gebruikt.
Tot slot merkt hij op dat vele andere reclames ook vrouwen en mannen afbeelden, zonder dat er een verband is met het gepromote product. Dit maakt de reclame echter niet automatisch onethisch.
De adverteerder is bijgevolg van oordeel dat zijn reclame niet strijdig is met de Code van de Internationale Kamer van Koophandel of met andere regels van de JEP.
De Jury heeft vastgesteld dat de reclame op de achterzijde van de vrachtwagen in kwestie en op de website van de adverteerder een foto toont van een vrouw in een body, met de handen in het haar en met gekruiste benen op een houten pallet zittend. Ze kijkt opzij, het hoofd achterovergebogen en de mond licht geopend. De tekst “Do you like my … pallet?” bevindt zich langs deze en gene zijde van de foto.
De Jury is van mening dat het gebruik van het beeld van de vrouw misplaatst is om een commerciële boodschap over te brengen betreffende het betrokken product, met name houten paletten, dat geen enkel verband vertoont met het lichaam van de vrouw.
Zij is van oordeel dat de reclame aldus het beeld van het lichaam van de vrouw op een onbehoorlijke manier uitbuit en haar tot een object herleidt.
Rekening houdend met de manier waarop de vrouw in casu afgebeeld wordt, in combinatie met de in de reclame gestelde dubbelzinnige vraag, is de Jury eveneens van oordeel dat de reclame de menselijke waardigheid van de vrouw aantast.
Op basis van artikel 4, alinea 1 van de Code van de Internationale Kamer van Koophandel en punten 2 en 3 van de JEP Regels inzake de afbeelding van de mens, heeft de Jury de adverteerder derhalve verzocht om de reclame niet meer te verspreiden.
De adverteerder heeft bevestigd dat hij het nodige zal doen om de reclame te verwijderen.
Daar de Jury na afsluiting van dit dossier nog meldingen heeft ontvangen van personen die een vrachtwagen met de betrokken reclame hadden gezien, werd opnieuw contact opgenomen met de betrokken firma.
Hieruit is gebleken dat enerzijds opleggers met de reclame ten tijde van de behandeling van dit dossier reeds waren doorverkocht, waarbij de betrokken firma redelijke inspanningen heeft geleverd in functie van de naleving van de Jurybeslissing zodat de voorkomende aanwezigheid van de reclame op opleggers die niet langer in haar bezit zijn haar niet langer kan worden toegerekend, en dat anderzijds het achterhalen van het huidig eigenaarschap van de betrokken opleggers niet binnen de controlebevoegdheden van de Jury ligt.
Barastraat 175, 1070, Brussel, Belgie.
E-mail: info@jep.be
Tel: +32 2 502 70 70