De banner toont een persoon op wiens hoofd een pistool is gericht. Een man kijkt toe en een andere man houdt een bord vast waarop de naam “Electrabel” en het logo “GDF Suez” zichtbaar zijn, samen met de volgende tekst: “De kerncentrales zullen tien jaar langer openblijven.”.
Daarbij staat de volgende tekst: “Plooit Elio voor de maffia? Klik hier.”.
Op de website van de adverteerder is dezelfde banner zichtbaar, met als tekst: “Plooit Elio voor de nucleaire maffia? Bekijk onze video”.
De spot waarnaar kan worden doorgeklikt, zowel via de banners verschenen op externe websites als via de banner op de website van de adverteerder zelf, toont hoe een man door twee mannen in maatpak met bivakmutsen doorheen een verlaten industriëel gebouw wordt gesleept, terwijl een derde man toekijkt. Vervolgens wordt de man met tape vastgebonden aan een stoel en onderworpen aan de foltering “waterboarding”. Als de persoon uitgebreider in beeld komt blijkt dat deze een rood strikje draagt en als een dubbelganger van Premier Elio Di Rupo zou kunnen worden aanzien. Eén van de mannen met een bivakmuts trekt vervolgens een pistool en richt het op het hoofd van de dubbelganger, terwijl de andere een bord voor hem houdt waarop de naam “Electrabel” en het logo “GDF Suez” zichtbaar zijn, samen met de volgende tekst: “De kerncentrales zullen tien jaar langer openblijven.”. Deze tekst wordt stamelend voorgelezen met een stem die deze van Di Rupo imiteert.
Op het scherm verschijnt de volgende tekst: “Elio, laat je niet gijzelen door de nucleaire maffia. Stap uit kernenergie.”, gevolgd op het volgende scherm door: “Greenpeace www.greenpeace.be”.
De adverteerder deelde volgende reactie mee.
A. WAT DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHTEN BETREFT
A.1. Gebrek aan voorwerp
Met het oog op de verspreiding van de videospot die het voorwerp uitmaakt van de klachten die bij de JEP aanhangig werden gemaakt, heeft de adverteerder 3 contracten betreffende online verspreiding afgesloten met het oog op de publicatie van de spot in kwestie op de websites van de kranten Le Soir, Het Laatste Nieuws en Humo. Het contract dat werd afgesloten met elk van deze media had als doel de uitzending van de betwiste spot tijdens een enkele dag, namelijk 26 juni 2012. In de praktijk is de verspreiding van de spot en de hieraan gerelateerde “banner” door de media waarmee de adverteerder de voormelde contracten heeft gesloten, beëindigd in de ochtend van 27 juni 2012.
In dit geval, in de hypothese dat de JEP de ontvangen klachten als gegrond zou moeten beschouwen (en onverminderd de opmerkingen die hierna geformuleerd worden), zou geconstateerd moeten worden dat het stopzetten van de uitzending van de betwiste video op 27 juni 2012 welke beslissing dan ook van haar voorwerp ontneemt, of het nu zou gaan om een advies van voorbehoud of a fortiori om een beslissing tot stopzetting of wijziging. De adverteerder nodigt de JEP derhalve uit om vast te stellen dat de ontvangen klachten zonder voorwerp zijn.
A.2. Risico van instrumentalisering
In ondergeschikte orde ten aanzien van wat voorafgaat maar in elk geval, wil de adverteerder heel in het bijzonder de aandacht van de JEP vestigen op het bestaan van een reëel risico van instrumentalisering door de nv Electrabel van de klachtenprocedure die door het Reglement van de JEP wordt ingericht. Men kan inderdaad, in het kader van het onderzoek van de ontvangen klachten, geen abstractie maken van de context van oppositie die bestaat tussen de nv Electrabel enerzijds en de adverteerder anderzijds. De nv Electrabel is een commercieel bedrijf waarvan het doel met name is de productie, het transport, de verwerking en de distributie van alle vormen van energie en energiebronnen. Het is in die hoedanigheid dat het verschillende kerncentrales beheert. De tegenstelling die bestaat tussen de belangen van de nv Electrabel en deze van de adverteerder, die, zonder enig winstoogmerk, een politiek van beheer inzake kernenergie verdedigt die radicaal tegengesteld is aan deze die wordt gepromoot door de nv Electrabel, heeft Electrabel er al toe gebracht om meerdere klachten met burgerlijke partijstelling tegen de adverteerder neer te leggen bij de strafrechtbanken.
In deze context moet de adverteerder vaststellen, en nodigt hij de JEP uit om zijn vaststellingen te delen:
- dat de ontvangen klachten (tenminste degene waarvan de adverteerder kennis heeft genomen) allemaal afkomstig zijn van werknemers van de nv Electrabel;
- dat de totaliteit van de ontvangen klachten aan de JEP bezorgd werden via hetzelfde kanaal, dezelfde dag (woensdag 27 juni 2012) in een tijdspanne van enkele uren;
- dat deze klachten werden ingediend nauwelijks meer dan 24 uur na het begin van de verspreiding van de videospot van de adverteerder, op een moment waarop deze al stopgezet was.
In de hierboven beschreven context, lijkt de hypothese volgens dewelke (minstens) een tiental werknemers van de nv Electrabel kennis genomen zouden hebben van de spot die verspreid werd door de adverteerder, nauwelijks 24 uur na het online zetten, en volgens dewelke deze werknemers, allen kennis hebbend van de klachtenprocedure die door het Reglement van de JEP wordt ingericht, allemaal besloten zouden hebben om een klacht in te dienen bij de JEP, op dezelfde dag, door allemaal op hetzelfde moment het ad hoc formulier in te vullen, erg onwaarschijnlijk. A contrario, lijkt de hypothese van “georganiseerde” of “telegeleide” klachten of op zijn minst door de nv Electrabel “aangemoedigde” klachten erg aannemelijk. Rekening houdend met wat voorafgaat, vraagt de adverteerder aan de JEP om de ontvangen klachten als onontvankelijk te beschouwen of minstens, en voor zover nodig naar analogie met de in artikel 2 van het Reglement van de JEP voorziene hypothese, zich te onthouden van een uitspraak.
A.3. Concurrentiële belangen
Aanvullend op hetgeen hierboven uiteengezet werd, stelt de adverteerder vast dat de door de JEP ontvangen klachten waarvan hij kennis heeft genomen in hun totaliteit afkomstig zijn van werknemers van de nv Electrabel. Onverminderd hetgeen hierboven uiteengezet werd, moet worden vastgesteld dat de klagers, overigens nadrukkelijk, hun klacht bij de JEP hebben ingediend in de hoedanigheid van personeelsleden van de nv Electrabel.
Er werd al verwezen naar de context van tegengestelde belangen tussen de adverteerder enerzijds en de nv Electrabel anderzijds. In deze omstandigheden, is er reden om vast te stellen dat de klagers, in hun hoedanigheid van personeelslid van Electrabel, waarbij sommige klachten overigens naar de functie van “kaderlid” van de klager verwijzen, concurrentiële belangen hebben ten opzichte van deze van de adverteerder.
Op grond van artikels 2 en 5 van het Reglement van de JEP is er dus in dit geval reden om de klachten onontvankelijk te verklaren. Een dergelijke beslissing werd trouwens al verschillende keren genomen in vergelijkbare situaties, zowel door de Jury in eerste aanleg als door de Jury in hoger beroep.
Zelfs in de veronderstelling dat het spontane karakter van de tegen de door de adverteerder verspeide spots gerichte klachten niet in vraag zou kunnen worden gesteld (quod non), lijkt het vanzelfsprekend dat, gegeven dat deze klachten in hun totaliteit afkomstig zijn van personeelsleden van Electrabel, die zichzelf als “kaderleden” omschrijven, één van de nagestreefde doeleinden geen ander is dan het verdedigen van de commerciële belangen van de nv Electrabel. Hieruit vloeit voort dat de ontvangen klachten onontvankelijk verklaard moeten worden, waarbij deze oplossing zich zelfs opdringt in de hypothese waarin het doel van het verdedigen van commerciële belangen zelfs gewoon aannemelijk zou zijn.
B. WAT DE GROND VAN DE ZAAK BETREFT
B.1. Voorafgaandelijk
De communicatie- en sensibiliseringsmethodes van de adverteerder omvatten, in het bijzonder, het gebruik van de media om boodschappen op een parodiërende of karikaturale manier te verspreiden.
Eén van de meest recente voorbeelden van dit soort van communicatie, uit de campagne van de adverteerder inzake de problematiek rond de uitstap uit kernenergie, bestaat uit de verspreiding van een videospot waarin de Staatssecretaris M. Wathelet verscheen omgeven door bodyguards, om hem te beschermen tegen de nucleaire lobby.
De videospot die het voorwerp uitmaakt van de ontvangen klachten situeert zich in hetzelfde register, namelijk dat van de parodie en de karikatuur.
B.2. Regels met betrekking tot niet-commerciële reclame
Het onderzoek van de ontvangen klachten toont samenvattend dat de voornaamste grief tegen de uitgezonden spot erin bestaat dat deze de werknemers van de nv Electrabel zou gelijkstellen met criminelen of gangsters. Bijna alle klagers verwijten de adverteerder dat hij hun eer en/of hun reputatie aantast door aan de nv Electrabel criminele handelswijzen toe te schrijven. Tenslotte hebben slechts twee van de ontvangen klachten betrekking op de inhoud van de videospot, waarbij zij het gewelddadige karakter van de spot in kwestie aan de kaak stellen.
Door middel van zijn meest recente campagne wil de adverteerder de aandacht van het publiek vestigen op het bestaan van een echte gijzeling van de Belgische overheid door de nv Electrabel. Aangezien het begrip gijzeling verwijst naar criminele praktijken, speelt de campagne van de adverteerder zich af rond het thema van de georganiseerde misdaad.
In deze context en verwijzend naar de evaluatietools met betrekking tot niet-commerciële reclame ontwikkeld door de JEP, is er reden om vast te stellen dat de beelden die gebruikt werden in het kader van de betwiste spot duidelijk een verband vertonen met de boodschap en het nagestreefde doel van de campagne.
In dezelfde zin kan men alleen maar vaststellen dat, als bepaalde termen (bv. de term “mafia”) of bepaalde beelden blijk kunnen geven van een shockerende aard, zij in verhouding zijn met het nagestreefde doel, namelijk de aandacht van het grote publiek vestigen op de gijzeling die GDF-Suez Electrabel uitvoert ten aanzien van de Belgische regering.
Met betrekking tot het gewelddadige karakter van de videospot, doet de adverteerder, daarbij plaats latend voor het element van subjectiviteit dat deel uitmaakt van ieders appreciatie van het gewelddadig karakter van films en beelden, opmerken dat deze spot zich op geen enkele manier onderscheidde van wat de dagelijkse ervaring van een gemiddelde televisiekijker uitmaakt.
B.3. Artikel 14 ICC Code
Meer specifiek met betrekking tot de toepassing van artikel 14 van de ICC Code, onderstreept de adverteerder dat de enige persoon naar wie de betwiste videospot expliciet verwijst de Eerste Minister is, die niet één van de klagers is en waarvan de enscenering geen voorwerp van een grief is in het kader van de klachten die overgemaakt werden aan de adverteerder.
De eventuele toepassing van artikel 14 van de ICC Code zou dus theoretisch gezien enkel overwogen kunnen worden in de mate dat de gerealiseerde spot één of meerdere medewerkers van de nv Electrabel zou voorstellen.
Dienaangaande betwist de adverteerder stellig dat hij in zijn campagne welke voorstelling dan ook heeft willen geven van de medewerkers van de nv Electrabel.
Het moet inderdaad worden toegegeven dat de geest van de videospot erin bestaat te suggereren dat de in beeld gebrachte folteraars van de politicus “voor saldo van” Electrabel zijn. In geen geval laat de enscenering of de realisatie van de spot nochtans toe om de personen die getoond worden te beschouwen als werknemers van de nv Electrabel.
B.4. Regels van toepassing wat betreft het verwijzen naar personen
Bovendien merkt de adverteerder op dat, daar waar de regels van de JEP die van toepassing zijn wat betreft het verwijzen naar personen de regel bevestigen volgens dewelke de voorstelling van een persoon zonder zijn voorafgaande toestemming verboden is, zij tevens uitzonderingen toestaan op deze regel.
Aldus kan niet redelijkerwijs betwist worden dat de door de adverteerder gerealiseerde videospot een parodiërend en karikaturaal karakter heeft.
Bij wijze van conclusie en rekening houdend met wat voorafgaat, is de adverteerder van mening:
- in hoofdorde, dat de JEP het onontvankelijke karakter van de ontvangen klachten moet vaststellen omwille van hun verlies van voorwerp;
- in ondergeschikte orde, dat de JEP het onontvankelijke karakter van de ontvangen klachten moet vaststellen of zich op zijn minst moet onthouden van een uitspraak omwille van het bestaan van concurrentiële belangen in hoofde van de klagers en de adverteerder en bijgevolg van het bestaan van een risico van instrumentalisering van haar Reglement;
- in nog meer ondergeschikte orde, dat de JEP het ongegronde karakter van de ontvangen klachten moet vaststellen, rekening houdend met de conformiteit van de gewraakte videospot en banner met de regels met betrekking tot niet-commerciële reclame en de regels van toepassing wat betreft het verwijzen naar personen.
Beslissing Jury in eerste aanleg
De Jury heeft er nota van genomen dat de JEP op woensdag 27 juni 2012 58 klachten ontving inzake een banner en/of een spot van Greenpeace met betrekking tot kernenergie waarin wordt verwezen naar de onderneming Electrabel. Nadien volgden er nog 12 analoge klachten. (In toepassing van artikel 5, alinea 5 van het JEP-reglement werden 10 van deze klachten van dezelfde aard / strekking in het met betrekking tot deze reclame geopende dossier opgenomen en aan de Jury voorgelegd.)
De Jury heeft er tevens nota van genomen:
- dat al deze klachten afkomstig zijn van werknemers en kaderleden van Electrabel en geliëerde ondernemingen, wat onder meer uit de inhoud zelf van de klachten blijkt;
- dat al deze klachten binnen een geringe tijdsspanne werden ingediend;
- dat al deze klachten qua argumentatie gelijklopend zijn.
De Jury is van mening dat uit de bovenstaande elementen moeilijk anders kan besloten worden dan dat hier sprake is van een geconcerteerde actie vanwege de in de spot geviseerde commerciële onderneming Electrabel.
De Jury is bijgevolg van oordeel dat met deze klachten wel degelijk commerciële doeleinden worden nagestreefd in de zin van artikel 5 van het JEP-reglement, dat stelt dat de tussenkomst van de Jury slechts kan worden ingeroepen op initiatief van een belanghebbende persoon die geen commerciële doeleinden nastreeft.
Gelet op het voorgaande, heeft de Jury de klachten onontvankelijk verklaard op basis van artikel 5 van het JEP-reglement.
Derhalve heeft de Jury de specifieke inhoud van de afzonderlijke klachten niet onderzocht. Het niet ontvankelijk verklaren van deze klachten houdt dus met name geen enkele uitspraak in over het al dan niet geoorloofde karakter van de aangeklaagde reclame.
Klagers 1) en 4) stelden hoger beroep in tegen deze Jurybeslissing in eerste aanleg.
Standpunt klagers in hoger beroep
Klager 1) betwist formeel dat zijn klacht deel uitmaakt van een collectieve en geconcerteerde actie uitgaande van Electrabel en betwist dus de beslissing van de JEP omwille van de volgende redenen:
1. Hij daagt de Jury uit om aan te tonen dat de formulering van zijn klacht identiek zou zijn of gekopieerd of gedeeld door andere medewerkers van Electrabel, aangezien hij er tegen niemand gewag van heeft gemaakt. Hij stelt de Jury dus in gebreke om het bewijs te leveren van deze bewering, die zijn integriteit in twijfel trekt.
2. Het is niet meer dan logisch dat meerdere tientallen medewerkers uit de sector klacht hebben ingediend bij de JEP en dit in een erg korte tijdspanne, aangezien de campagne van de adverteerder het bedrijf en zijn medewerkers rechtstreeks beschuldigt van maffiapraktijken en aangezien de campagne onmiddellijk werd overgenomen door alle informatiewebsites en sociale netwerken in België waardoor ze een uitzonderlijke visibiliteit kreeg. Het is fout om te beweren dat de klachten het gevolg zijn van een geconcerteerde actie binnen het bedrijf. In dat geval zouden er zeker meerdere honderden klachten geweest zijn aangezien het geviseerde bedrijf en de sector bijna 20.000 werknemers tellen. Ook hier maakt de Jury een foute veronderstelling teneinde te vermijden om zich ten gronde uit te spreken. Een simpele peiling zou de Jury toelaten om te bevestigen dat er vanuit het management of de communicatiedienst van Electrabel geen enkele actie is ondernomen om de medewerkers aan te zetten om een klacht in te dienen bij de JEP.
3. Er kunnen geen concurrentiële belangen zijn in deze zaak, gegeven dat het voorwerp van de klacht geen betrekking heeft op een commerciële activiteit en de adverteerder en het aangeklaagde bedrijf op geen enkele manier concurrenten zijn. De motivatie van de Jury over de commerciële belangen houdt dus geen steek.
4. De meerderheidspartijen die ook aan de kaak gesteld worden in deze campagne hebben er in de media zware kritiek op gegeven, het is dus fout om te beweren dat enkel de belangen van Electrabel een actie tegen de adverteerder verantwoorden. Politici hebben voor de media gekozen, het bedrijf onderzoekt de mogelijke rechtsmiddelen, enkele medewerkers hebben gekozen om zich tot de JEP te richten, het zou jammer zijn om hen dit recht te ontzeggen.
Zeker omdat men hem bevestigd had dat zijn klacht ontvankelijk zou zijn zolang ze individueel werd ingediend, wat het geval is, in tegenstelling tot wat de Jury beweert op basis van simpele veronderstellingen. Het zou voor hem erg gemakkelijk geweest zijn om aan een naaste die niet bij het bedrijf werkt te vragen om een klacht in te dienen bij de JEP. Hij heeft het zelf gedaan in alle transparantie omdat deze campagne zijn beroepseer aantast en hij herhaalt zijn vraag aan de Jury om deze individuele klacht in alle objectiviteit te onderzoeken.
Volgens klager 4) is zijn klacht niet het resultaat van concertering noch van enige richtlijn vanwege Electrabel. Ze geeft enkel zijn persoonlijke gevoel met betrekking tot de clip in kwestie weer. De redenering van de Jury in eerste aanleg kan niet gevolgd worden.
Wat artikel 5 van het JEP-reglement betreft, past het om er nota van te maken dat deze bepaling op geen enkele wijze uitsluit dat een klacht zou worden ingediend door een kaderlid of een werknemer van een bedrijf die zich benadeeld acht door een reclame die zijn bedrijf viseert. Deze bepaling staat inderdaad aan elke belanghebbende natuurlijke persoon toe om te reageren en is niet limitatief. Zij vereist enkel dat de klager handelt vanuit een persoonlijk en niet-commercieel doeleinde. Welnu, zijn klacht is duidelijk persoonlijk, zoals de gebruikte bewoordingen aangeven.
De aanwijzingen die door de Jury weerhouden werden staan vervolgens niet toe om te concluderen dat het om een geconcerteerde actie vanwege Electrabel gaat.
Wat het grote aantal klachten betreft afkomstig van kaderleden en werknemers van Electrabel, voorzien noch het reglement noch de beslissingsprocedure van de JEP een drempel vanaf wanneer meerdere individuele acties beschouwd zouden worden als “geconcerteerd”. In ieder geval zou het absurd zijn zich te baseren op het aantal klachten betreffende eenzelfde reclame, aangezien zelfs één enkele klacht het gevolg zou kunnen zijn van instructies vanuit een bedrijf.
In dit geval is zijn klacht niet het gevolg van enige instructie van Electrabel. Het groot aantal klachten van kaderleden en werknemers van Electrabel moet dus geïnterpreteerd worden als een bundel van individuele klachten ten gevolge van een reeks spontane reacties en een gevoel van verontwaardiging dat gedeeld wordt door verschillende medewerkers.
Het klopt daarentegen wel dat bepaalde medewerkers van Electrabel geïnformeerd werden over hun recht om een klacht in te dienen bij de JEP. Deze informatie ging niet uit van het bedrijf, maar van de NCK (Nationale Confederatie van het Kaderpersoneel), een vereniging die opkomt voor de belangen van kaderleden. Behalve dat ze onafhankelijk is van het bedrijf blijkt ook dat de NCK in de praktijk doorgaans tegengestelde stellingen verdedigt!
Wat het gelijktijdig indienen van de klachten betreft, staat de omstandigheid dat “alle klachten binnen een geringe tijdsspanne werden ingediend” evenmin toe om te besluiten dat het om een geconcerteerde actie gaat.
De clip van Greenpeace heeft een erg belangrijke “buzz” en een intense mediacoverage veroorzaakt. Deze heeft ongetwijfeld opschudding veroorzaakt bij bepaalde werknemers van Electrabel die onmiddellijk hebben willen reageren en dit des te meer daar ze geïnformeerd waren door een vertegenwoordiger van de NCK over de mogelijkheid om ten persoonlijke titel een klacht in te dienen.
Bovendien verwondert de gelijktijdigheid van de klachten niet aangezien ze erg gemakkelijk kunnen worden ingediend via het (klachten)formulier (van de JEP).
Kortom, de geringe tijdspanne waarbinnen de klachten werden ingediend is geen teken van een geconcerteerde actie, maar enkel van een spontane en gedeelde reactie van de medewerkers en kaderleden van een bedrijf die zich persoonlijk geviseerd voelen door een reclame die massaal werd uitgezonden op nationale schaal.
Wat de gelijkaardige argumenten betreft die in de klachten vermeld worden, is de klager niet op de hoogte van de inhoud van de klachten van zijn collega’s en heeft hij geen enkele richtlijn ontvangen betreffende de te ontwikkelen argumenten.
Niettemin is het niet verwonderlijk dat eenzelfde argument in meerdere klachten uitgedrukt wordt: als de werknemers van Electrabel zich persoonlijk in hun eer aangetast voelen is dat simpelweg omdat de clip van Greenpeace hen gelijkstelt met leden van een criminele organisatie. Het gamma van argumenten is even beperkt als de clip en zijn boodschap kort zijn!
Kortom, de eventuele gelijkaardigheid van de argumenten is het resultaat van de inhoud zelf van de clip en niet van een eventuele concertering.
Verweer adverteerder
De adverteerder herhaalde zijn eerder standpunt en voegde daaraan het volgende toe.
De ingediende beroepen gaan nog steeds uit van werknemers van Electrabel. Het is duidelijk dat ook deze beroepen zijn opgesteld door Electrabel. Het ene bewust niet-juridisch en zogezegd vanuit een email op vakantie, het andere is zeer juridisch ontwikkeld, wellicht door de raadslieden van Electrabel. Dit blijkt uit het taalgebruik, dat anders is dan dat van de aanvankelijke klacht. Men tracht twee verschillende beroepen op te stellen om de indruk te wekken dat het niet overlegd is.
Waar in eerste aanleg het aantal juist tegen Electrabel sprak, zijn er nu bewust maar twee beroepen. Dit neemt niet weg dat de aanvankelijke actie duidelijk geconcerteerd was.
De adverteerder verzoekt dan ook de beslissing te handhaven.
Beslissing Jury in hoger beroep
I. ONTVANKELIJKHEID
Wat de ontvankelijkheid van de verzoeken tot hoger beroep betreft, heeft de Jury vooreerst vastgesteld dat:
- de verzoekschriften tijdig ingesteld werden (05.07.2012 en 11.07.2012) binnen de 5 werkdagen na de datum van verzending van de beslissing van de Jury in eerste aanleg (05.07.2012);
- de waarborgen gestort werden;
- de verzoekschriften een duidelijke motivering van de redenen voor het instellen van hoger beroep bevatten.
Gelet hierop, heeft de Jury in hoger beroep de verzoekschriften ontvankelijk verklaard.
II. TEN GRONDE
De Jury in hoger beroep heeft kennis genomen van de inhoud van de reclame in kwestie voor Greenpeace (banner + spot m.b.t. kernenergie) en van alle elementen en standpunten die terzake meegedeeld werden in dit dossier.
De Jury in eerste aanleg heeft de klachten die zij tegen deze reclame heeft ontvangen onontvankelijk verklaard om reden dat via deze klachten commerciële doeleinden worden nagestreefd, en dit in de zin van artikel 5 van het JEP-reglement dat bepaalt dat de tussenkomst van de Jury slechts kan worden ingeroepen op initiatief van een belanghebbende persoon die geen commerciële doeleinden nastreeft.
De Jury in hoger beroep bevestigt dat dit besluit zich opdringt op basis van de verschillende elementen van dit dossier.
De Jury in hoger beroep heeft met name vastgesteld dat naast de elementen die reeds door de Jury in eerste aanleg werden weerhouden om tot dit besluit te komen, het in casu niet gaat om gewone consumenten die klacht neerleggen, maar wel degelijk om werknemers van de in de spot geviseerde commerciële onderneming, die klachten hebben ingediend in deze hoedanigheid. Deze klagers hebben dit overigens uitdrukkelijk vermeld in het kader van het voorwerp van hun respectievelijke klachten.
De Jury is derhalve van oordeel dat de klagers, op zijn minst onrechtstreeks, een doeleinde van verdediging van de commerciële belangen van een commerciële onderneming nastreven.
De Jury in hoger beroep is eveneens van mening dat, zelfs indien het hier niet gaat om concurrentiële belangen in de juridische zin van het woord, dit niet wegneemt dat er sprake is van een belangenconflict waarbij precies de belangen van een commerciële onderneming betrokken zijn.
Dienaangaande verwijst de Jury naar artikel 2 van haar reglement dat haar niet toelaat om tussen te komen in dergelijke conflicten.
Dit vloeit voort uit het principe van de zelfregulering zelf, zoals artikel 2 van het JEP-reglement dit preciseert door met name te stellen dat “de Jury zich niet in de plaats (stelt) van Hoven en Rechtbanken die hun specifieke bevoegdheid hebben, maar een zelfdisciplinair orgaan (is) dat hoofdzakelijk tot doel heeft de belangen van het publiek/de consument en hun vertrouwen in de reclame te vrijwaren”.
De Jury bevestigt derhalve dat de klachten onontvankelijk zijn op basis van de artikels 2 en 5 van het JEP-reglement.
De Jury in hoger beroep verklaart derhalve de hogere beroepen ongegrond en bevestigt de beslissing van de Jury in eerste aanleg, met name dat de klachten onontvankelijk zijn.
De beslissing van de Jury in hoger beroep inzake de onontvankelijkheid van de klachten is definitief.
Barastraat 175, 1070, Brussel, Belgie.
E-mail: info@jep.be
Tel: +32 2 502 70 70